German
German
Dutch
English
Spanish
French
hatikwa.jpg
  • Gedankenfluss

  • Arbeitsablauf

    • Uiguren
    • Monumentum
    • Diktator
    • Kredit(e)
    • Spielzeug für große Jungs
    • Dreieck
    • Gefallene Natur
    • Agora
    • Die Grenze
    • Alpha Omega
    • fallender Stern
    • Rembrandt
    • Eindhoven-Projekte
  • bio

  • More

    Use tab to navigate through the menu items.

    mo nu mentum

    informatie klop die linkt naar info pagina monumentum
    Mijn vader (Piet Schraven) is 4 jaar geleden overleden en ik herinnerde mij een verhaal dat me altijd is bijgebleven. Aan mijn oom, de jongste broer van mijn vader, inmiddels 87, heb ik gevraagd dit verhaal voor mij op te willen schrijven met als doel dit naar jou toe te sturen om je project te steunen.

Oorlogsherinneringen. A. Schraven (1934) . Sint-Michielsgestel , 16 mei 2021. Ik herinner mij nog wel dat de oorlog begon en de Duitsers op 10 mei 1940 Nederland binnen vielen, maar wat mij het meest is bijgebleven zijn de gebeurtenissen in september 1944. Zaterdag 16 september 1944 ; in de avonduren kregen mijn ouders “via -via” bericht over wat er mijn oudere broer was overkomen. Hij was om aan de Arbeitseinsatz te ontkomen ondergedoken bij een gezin op een boerderij in de buurtschap “huurling” in het buitengebied van Wijchen , Ongeveer 5 à 6 km. Van onze woonplaats Overasselt. Die zaterdagochtend was hij met wat tuinwerk bij de boerderij bezig toen plotseling twee Duitse militairen hem aanspraken en opdroegen een paard dat bij de boerderij van de buren (en ook eigendom van deze buurman) in de wei liep te gaan ophalen, waarna hij mee moest naar de bebouwde kom van Wijchen waar de Duitsers nog heer en meester waren (dachten ze). Mijn broer weigerde omdat, zo maakte hij ze zo goed mogelijk duidelijk dat het niet een paard was dat bij de eigen boerderij hoorde maar van de buurman was . En ik wens geen paardendief te zijn !! Maar met een pistool in de hand dwongen zij hem. Hij maakte ze duidelijk dat hij dan wel eerst een halster in de stal moest halen. Dat werd toegestaan en een van de soldaten liep met hem mee in het achterhuis, de andere bleef in de keuken achter. Met het halster in de hand liep hij met de Duitse soldaat in zijn voetspoor naar de achterdeur waarvan hij wist dat deze behoorlijk klemde als ze goed werd dichtgeslagen. Bij de deur aangekomen sloeg hij met het halster de Duitser – die inmiddels zijn pistool had opgeborgen-- in zijn gezicht en rende naar buiten , de deur met een klap dichtslaand. Haaks achter de boerderij stond een vrij grote schuur en links van het achterhuis stond een kippenschuur. De Duitsers inmiddels weer met tweeën dachten dat hij zich in de schuur verstopt had en gingen dus behoedzaam de schuur in. Maar mijn broer was over een hek gesprongen en om de kippenschuur heen het open veld in gerend en voordat zijn “vijanden” dit doorhadden, had hij een behoorlijke voorsprong van zo’n 80 m’ tot 100 m’ op zijn belagers, die hem nog wel wat pistoolschoten najoegen maar op die afstand zinloos waren. Hij is gedreven op zijn adrenaline over een +/- 3 m’ brede wetering gesprongen en bereikte daarmee een boomgaard met laagstam fruitbomen. Een uitstekende bescherming. Hij is bij een andere boerderij in de buurtschap “woord” opgenomen en heeft daar ook de nacht doorgebracht. Op zondagochtend kreeg hij Via verzetsmensen te horen dat de kust bij zijn onderduikadres weer veilig was en is hij teruggekeerd naar de “huurling” . Inmiddels waren de Duitsers in het dorp bezig zich terug te trekken richting Nijmegen. En werd waarschijnlijk daarom geen aandacht aan het voorval meer geschonken. Hij was de dans ontsprongen. Maar de definitieve veiligheid kwam geheel onverwacht op diezelfde zondag letterlijk uit de hemel gevallen, (iets wat ik mij persoonlijk nog heel goed herinner), want op zondag 17 september 1944 , rond èèn uur ’s middags werden in en om het dorp Overasselt 1700 parachutisten van de Amerikaanse 82e luchtlandingsdivisie gedropt. De rest van de divisie landde in en om Groesbeek. Dit alles in het kader van de operatie Market Garden, het prestigeproject van Montgomery . Vervolgens beleefden we een hectische week met droppings van voorraden, landing van zweefvliegtuigen en nog eens dropping van een aantal bataljons parachutisten van de Poolse parachutistenbrigade, bestemd voor Arnhem, maar konden daar in de omgeving niet landen en zijn vanuit Overasselt richting Arnhem getrokken. Overigens niet meer inzetbaar gebleken, omdat de slag om Arnhem toen al verloren was. Vanaf dinsdag 19 sep. trokken gedurende enkele dagen de tanks , vrachtwagens en allerlei andere voertuigen van het Britse 30e legerkorps met voorraden en manschappen door het dorp omdat ze met een omweg via Heumen en Groesbeek richting Nijmegen en als einddoel naar Arnhem moesten. Helaas is door allerlei oponthoud dat einddoel niet bereikt. De activiteiten van Market Garden betekenden echter wel dat de Duitsers in de gehele regio hals over kop gingen vluchten, naar de voor hen – toen nog -- veilige gebieden achter de Waal en de Rijn. De gehele winter van 1944/1945 was voor de dorpen vooral ten zuiden van Nijmegen een periode van behelpen. Hele colonnes evacuees uit Nijmegen en Groesbeek streken in de regio neer en bleven noodgedwongen tot maart/april 1945. Daarnaast waren Britse en Canadese militairen die zich voorbereidden op de grote aanval op Duitslands Siegfried linie ingekwartierd in scholen, zalen, boerenschuren enz. Alles tezamen voor velen een min of meer chaotische tijd die sterk in het geheugen ligt voor hen die het allemaal persoonlijk zagen gebeuren.

Ingezonden door: Gerrie Schraven
    Anderhalf jaar geleden (2019) bezochten mijn man en ik de jappenkampen waar mijn vader als jongen heeft gezeten. Eerst Kramat en Tjideng, met nog steeds de vele smalle stinkende slootjes waarover mijn vader vertelde. Daarna reisden we met de trein van Jakarta naar Bandung. In 1944 moest mijn vader als dertienjarige jongen in een geblindeerde trein op transport. Weg bij zijn moeder en zusje, omdat hij in de ogen van de Japanners volwassen was en dus naar een mannenkamp moest. Hij had geen idee waar hij heen ging, maar dat bleek later dus vanuit Jakarta naar Bandung te zijn geweest. Hij had me verteld dat hij zich het gevoel herinnerde dat de trein steeds langzamer ging rijden, omdat hij omhoogging. In 2019 reed ik hetzelfde traject en inderdaad: de trein minderde vaart en we reden duidelijk omhoog. We hebben het mannenkamp Tjimahi bezocht en we hebben bloemen gelegd op Erebegraafplaats Leuwigajah, bij het graf van een toenmalig kampvriendje van mijn vader dat daar op veertienjarige leeftijd was overleden. Nooit eerder is de werkelijkheid van mijn vaders oorlogsjaren zo rauw bij mij binnengekomen als juist in dat kamp en op die begraafplaats. Daar drong het tot in mijn diepste vezels door: het zijn geen verhalen, het is echt gebeurd. Over de foto: Dit is de bel in het voormalige kamp Tjimahi Vroeger hing daar een haak. Mijn vader vertelde hoe medegevangenen daaraan op werden gehangen, handen op de rug en hun voeten net boven de grond. Ze werden geranseld en hingen uren in de brandende zon, terwijl de anderen werden gedwongen om toe te kijken. 

Ingezonden door: Elsbeth de Jager
    De Joodse familie van Tijn uit Eindhoven hadden net als mijn opa en oma een ijzerwaren en gereedschappenzaak. Toen de dreigingen in de naderende tweede wereldoorlog in dit gebied kwamen, werd het jongste kind, vernoemd naar zijn vader Bernard, bij mijn grootouders ondergebracht. In het gezin van 7 kinderen, zou 'Benny', zoals hij vanaf dat moment genoemd werd, niet opvallen als 8e kind... Toch kwam er een Duitser poolshoogte nemen na een tijdje en zei terwijl hij naar Benny wees: 'dat is er geen van jullie!' Mijn opa, die een indrukwekkende lengte van ongeveer 1,90m had, ging voor Benny staan en zei: 'als je hem meeneemt, moet je eerst mij pakken.' De Duitser aarzelde en vertelde dat hij thuis ook kleine kinderen had, draaide om en liep weg. 

Het mooie van dit verhaal vind ik de onbaatzuchtigheid en behulpzaamheid, het voor iemand gaan staan, maar ook de belichting van de andere kant. Van Benny heb ik helaas geen foto's. Ook niet van het huis en de winkel, want die zijn in 1944 platgebombardeerd door de geallieerden per ongeluk. Benny was toen al niet meer bij hen, maar het gezin Dings heeft het overleefd door onder de grote eiken tafel te schuilen.

Ingezonden door: Bernice Dings
    Vandaag denk ik aan mijn oma, Vega Green. Mijn oma vond ik een beetje gek. Ze was angstig, neurotisch en rende naar het schuurtje met een vergiet op haar hoofd om zichzelf te beschermen. Ze zat nooit stil en trilde. Ik was 16 toen ze overleed in 1987 en toen vertelde ineens een kennis dat ze Joods was. Ik had geen idee en vroeg ernaar bij mijn moeder. Zij zou mij meer vertellen als ik 18 was. Ik werd 18. Maar ze heeft me nooit wat verteld. Mijn niet-Joodse vader vertelde de korte versie: ‘Ja, je moeder is Joods, maar wil het daar niet over hebben. In de oorlog zat ze als klein meisje ondergedoken zonder haar ouders en zusjes. Oma heeft haar opgehaald, maar het was nooit meer echt gezellig daar thuis. Ze wil niet terugkijken, maar vooruit, dus begin er maar niet over’. Af en toe begon ik er wel over, maar daar werd de sfeer niet vrolijk van. Pas nadat mijn ouders zijn overleden ben ik in archieven gaan spitten en vond het volgende: Vega’s ouders, Salomon Green en Sarah Elon zijn geboren in Polen, het toenmalige Rusland. Rond 1902 zijn zij geregistreerd als vluchtelingen in Antwerpen en hebben zich daar gevestigd. Ze kregen twee dochters Vega en Georgine en twee zoons, Samuel en Jozef. Mijn oma was de oudste, geboren in 1904. Ook vanuit Antwerpen moesten zij in 1914 vluchten. Nu voor het geweld van WO I. Zij zijn in 1914 geregistreerd in Nijmegen als vluchtelingen. De broertjes van mijn oma overleden, 7 en 1,5 jaar oud. Met hun dochters, mijn oma en mijn oud-tante Georgine, bouwden Salomon en Sarah een leven op in Rotterdam. Ze hadden een sigarenwinkel. In de oorlog zijn zij naar Den Haag vertrokken. Vermoedelijk zijn zij alles in Rotterdam kwijtgeraakt tijdens het bombardement. Zij woonden in hartje Rotterdam. Uiteindelijk zijn zij in 1942 met de trein naar Polen gestuurd om daar vermoord te worden. Ook Georgine, haar man Arie Cosman en zoontje David zijn in Auschwitz vermoord. Van het ouderlijk gezin van mijn oma bleef zij, Vega, alleen over. Vega heeft de oorlog overleefd met mijn opa en twee van hun drie dochters: mijn moeder en tante. Zij doken ieder apart van elkaar onder. Mijn moeders zusje, Hélène, overleed in de onderduik. Er kon geen dokter bij haar komen, omdat ze Joods was. Mijn oma verloor haar ouders, zus, zwager, neefje en haar dochter. Ik vind het zo triest dat er niet over kon worden gesproken en zou de tijd soms terug willen halen om haar alsnog heel even goed vast te houden. De enige foto’s die er zijn, zijn van Hélène en van tante Georgine. Verder is er geen foto meer te vinden. Door dit verhaal te vertellen hoop ik dat mijn familie, net als al die andere mensen, die zoveel onrecht is aangedaan, niet in de vergetelheid raken.

Ingezonden door: Inge Bal-Haasbroek
    Aviva Witt is de kleindochter van Willy Polak, die in de oorlog is omgekomen. Zij vertelt aan de hand van het boek ´Wie trouwt er nou met een Jood!´ van haar oom Frank Polak de geschiedenis van haar grootouders. Op 22 mei 1940 trouwden Willy Polak en Puck Veldhuis. Hij was joods, zij niet. De oorlog was net uitgebroken, maar de heel verliefde jonge mensen dachten daar niet echt aan: op hun huwelijksaankondiging staan de woorden ”we two, we make our world”. In 1943 kwam bij dit tweetal een derde: hun zoontje Frank, die werd geboren op 1 mei 1943. De oorlog konden ze toen niet meer wegduwen, Willy had inmiddels een davidsster op zijn overjas en zijn colbertjasje en er waren nog veel meer anti-joodse maatregelen. Ook waren al veel familieleden van Willy “vertrokken”. Puck en Willy genieten van hun zoontje en houden een babyboek bij met zijn vorderingen. Het gezin duikt onder in Bilthoven en Bussum. Ook hier zijn mooie foto’s van, waarop de liefde voor elkaar en hun zoontje afstraalt. Op 5 september 1944, Dolle Dinsdag vertrekt het gezin op stel en sprong naar Amsterdam. Frank is ziek, naar later blijkt heeft hij mazelen en daar geneest hij voorspoedig van. Maar het noodlot slaat toe: Willy wordt gearresteerd, waarom is niet te achterhalen. In het babyboek wordt daarna niets meer geschreven…. De wegen van de geliefden hebben zich nu dus gescheiden: Puck en Frank in Amsterdam en Willy in de Amsterdamse gevangenis. Vandaar wordt hij begin februari 1945 overgebracht naar Westerbork, maar het geluk is hem niet langer welgezind: het Duitse militaire konvooi wordt door geallieerden bij Wijhe beschoten en Willy overlijdt op 29-jarige leeftijd aan zijn verwondingen. Hij wordt in Wijhe begraven. Puck vertrekt hoogzwanger met Frank naar haar moeder in Haarlem. Daar bevalt ze van Wicky, de dochter die naar haar vader is vernoemd maar die hij nooit heeft mogen zien. Kort na de oorlog gaat Puck in de Oudeanstraat 33 samenwonen met Jan Schinkel. De kinderen Frank en Wicky weten niet beter dan dat Jan hun vader is. Over Willy en zijn joods-zijn horen ze niets totdat Frank er begin vijftiger jaren bij toeval achter komt dat niet Jan zijn vader is, maar de joodse Willy Polak die in 1945 is omgekomen . De moeder van Frank en Wicky heeft nooit over haar verleden gesproken. Na haar dood vond Frank zijn babyboek en veel foto’s. Hij heeft zich toen verdiept in de geschiedenis van niet alleen zijn ouders maar ook van de familieleden van Willy die in de oorlog vermoord zijn. In 2017 schreef hij het boek ”Wie trouwt er nou met een Jood” over. Frank is recent overleden en zijn nichtje Aviva, dochter van de jong gestorven Wicky vertelt over haar grootouders.

Ingezonden door: Aviva Witt
    Vrijheid ervaren door in een oneindig kaal en moerassig gebied te gaan werken in 1942… Dat is het beeld dat ik heb aan de Noordoostpolder in de oorlog. Middenin de oorlog werd het gebied drooggelegd, nou ja droog, een enorme drassige vlakte. Er kwamen pioniers werken die met de hand het land ‘cultiveerden’ en bebouwden. Dat terwijl er enorme schaarste was aan bouwmaterialen en andere benodigdheden. Om te mogen werken, moest je door een selectieprocedure. De Duitse bezetters vonden het een interessant project, gedoogden verschillende pioniers. De nieuwe polder was daarmee een gewilde plek voor mensen die eigenlijk naar Duitsland moesten om in de oorlogsindustrie te werken. Voor onderduikers werd dit om die reden ook een gewilde plek. 
Op de grens van Friesland, in het nieuwe land, werd in 1943 de boerderij gebouwd waar ik opgroeide. Ik vond het altijd een vreemd idee dat tijdens de oorlog de bouw ‘gewoon’ doorging. Als kind hoorde ik verhalen dat er een onderduikersgezin in mijn slaapkamer bivakkeerde. In de grond achter de boerderij zijn scheepswrakken gevonden van voor de drooglegging, maar ook kleine Duitse vliegtuigen. Mijn broertje en ik vonden het verhaal altijd heel spannend van een arsenaal aan wapens dat ergens op ons erf verstopt schijnt te zijn. Mijn ouders hebben er wel eens naar gezocht, maar vonden het niet. Deze verhalen zorgden ervoor dat ik als kind hierover droomde. 
Toen ik ging studeren, begreep ik eigenlijk pas wat voor bijzonder niemandsland de Noordoostpolder was. Zéker in tijden van oorlog. 

Ingezonden door: Jantine Hoekstra
    Mijn grootvaders werkelijke naam is Salomon Offenbach. Ik ben naar hem vernoemd. Blijkbaar nam mijn grootvader -die in de oorlog door zijn Joodse achtergrond continu moest vluchten en onderduiken- na de oorlog een ‘Nederlandse’ naam aan: Jacques. Deze afbeelding is van een foto daterend voor de oorlog; nog met een volle bos haren. Na de oorlog was hij die wilde bos haren kwijt… Nu kaal en getekend… maar hij was ook getekend voor het leven. 
De oorlog klinkt in generaties door, het raakt mij ook nog. Helaas heb ik mijn grootvader niet mogen kennen. Mijn ouders twijfelden om mij Salomon te noemen. Mijn jongste dochtertje kreeg als 2e naam Salomé.
Onlangs maakte ik een kunstwerk met de naam “What’s in a name Salomon?” waar ik deze foto als uitgangspunt nam. Een identiteitskwestie?

Ingezonden door: Jacques Offenbach
    Evacuatie in Schalkwijk 1945 
Dit jaar wordt 75 jaar bevrijding herdacht. In die laatste Oorlogswinter vonden verschillende evacuees uit andere plaatsen een tijdelijk onderkomen in Schalkwijk. Een van hen was Joop van den Eertwegh, 22 jaar oud. Zij was met haar ouders de oorlog in Tiel ontvlucht en verbleef tussen januari en mei 1945 op de boerderij van de familie F.J. Griffioen. In Tiel en omgeving bezaten haar ouders naaiateliers en een manufacturenwinkel. Na de oorlog schreef ze haar belevenissen op. 

Wat voorafging:
Aan de evacuatie in 1944-1945 was voor de bewoners van Tiel al een eerdere evacuatie voorafgegaan. Al vanaf de eerste oorlogsdag, 10 mei 1940, waren er zware Duitse luchtaanvallen in de Betuwe, waar de Betuwestelling bij Ochten een onderdeel was van de Grebbelinie. Verschillende Duitse vliegtuigen, onderweg naar Rotterdam, werden rondom Tiel neergehaald door het 44e Regiment Infanterie. De situatie was in Tiel zo ernstig dat iedereen die eerste oorlogsdagen al uit de stad moest evacueren. Deze eerste evacuatie ging richting het westen: Gouda, Alphen aan de Rijn, Leiderdorp. Door Duitse beschietingen onderweg vielen verschillende slachtoffers. Na de capitulatie keerden de inwoners van Tiel weer terug naar huis. 

Nadat de luchtlandingen bij Arnhem/Nijmegen in september 1944 waren mislukt werd de rivier de Waal de grens tussen de Geallieerden en de Duitsers. Vanaf de overzijde van de Waal werd Tiel dagelijks beschoten. Vanaf 19 oktober hield de Tielse bevolking zich dag en nacht op in schuilkelders, steeds wat verder opschuivend, weg van de binnenstad en de Waal. Eten werd schaars, verwarming en licht steeds minder. Vliegtuigen en V 1-projec:elen vlogen ononderbroken over. In de maand december werden de beschietingen zo hevig dat iedereen bevel kreeg tot evacuatie. Joop en haar ouders bleven nog tot 20 januari in de steeds meer ontvolkte stad, die dag vluchTen ook de laatste inwoners. 

Herinneringen aan de evacuatie van Joop van den Eertwegh:
Op 20 januari -’t was berekoud en er lag een dik pak sneeuw van 20 centimeter, vertrokken wij: papa, moeke en ik tezamen met oma, een oom en tante en hun twee jongens. Gelukkig was er iemand in Zoelen gevonden die met een wat armzalig paardje en wagentje wilde rijden. Daarop gingen dekens, wat eten enzovoorts. Ook oma en het jongste nee[e mochten erop meerijden. Wij hadden een bakfiets en een transporiets, vol geladen zo hoog en zwaar als maar mogelijk was. Om 7 uur ’s ochtends lopende naar Wijk bij Duurstede. Steeds moeten stilstaan, vliegtuigen. Steenkoud en bang. Bij Wijk bij Duurstede was inmiddels de pont kapot. Verder naar Beusichem. Ook hier was de pont stuk. Verder over de dijk met 15 graden vorst naar Culemborg. Daar kwamen we om 10 uur ’s avonds aan, kapot van de kou, hongerig en nat, maar men had daar voor ons alleen een kop warm water en een hoop stro. Zo goed en zo kwaad als het ging proberen wat te slapen. Natte kleren, natte voeten, waren oorzaak dat neef Henk en ik een hevige dysenterie opliepen. De volgende morgen gingen we lopend richting Schalkwijk, de bedoeling was dat wij vandaar met alle andere Tielenaren naar Friesland zouden gaan. Weer veel sneeuw en vorst. In de school in Schalkwijk kregen we erwtensoep. Het was er al vol met evacuees uit Kerkdriel en andere plaatsen die al maanden van huis waren. Veel mensen zaten onder de luizen, dat kon ook niet anders. Dit ziende zijn mijn vader en oom in Schalkwijk op zoek gegaan naar ander onderdak. Wij konden terecht bij veehouder Griffioen, op de balken boven de koeien in het stro. Er waren daar in ieder geval geen luizen! De volgende dag konden we vanwege onze dysenterie niet, zoals de anderen, met een trein mee. De dokter verbood dat in verband met besmecng. Zo bleven wij in Schalkwijk achter. Mijn oma, oom en tante en de twee 
neven zijn na een dag of 14 naar Wijk bij Duurstede gegaan. Zij vonden onderdak in het eerste huis in Wijk bij Duurstede komende vanaf de Lekdijk. Er woonde een alleenstaande boer waar mijn tante Thera al gauw het hee in handen nam. 
Wij bleven bij de familie Griffioen en kregen daar een zolderkamer vader, moeder en ik. Wij betaalden daar voor ons onderdak. Er waren nog drie evacuees in huis, een jong stel genaamd Gerritse met een ontzettend mager, hologig meisje van twee jaar genaamd Ansje, afomstig uit Velp of Renkum. Zij sliepen in een opkamer en via die kamer gingen wij naar de zolder. Wij hadden nog wat te ruilen van onze winkelvoorraad en konden dus soms nog wel wat extra eten versieren bijvoorbeeld bij een kleine kruidenierswinkel in Schalkwijk waar ruilen mogelijk was. Extra eten kopen bij Griffioen was om de een of andere reden niet mogelijk, wel ruilden we soms met hen. 
Katholiek en protestant 
Schalkwijk was zo goed als helemaal katholiek, het was een wonder dat wij als katholieken juist bij de protestantse boer Griffioen waren beland. Wanneer zij op zondag ‘ter kerke’ waren geweest kwam de dominee koffiedrinken. Op zondag behoorde iedereen binnen te blijven zitten en niets te doen. 
Een mooie gelegenheid om eens flink alle inwoners van Schalkwijk te bespreken. Iedereen die over de dijk liep (bovenlangs) werd besproken. Wij moesten daarbij zitten en niks doen, niet lezen, niet. Boerderij Griffioen, woonhuis en stallen. Op de achtergrond de katholieke H. Michaëlkerk. Van links naar rechts evacuee Hendrik van den Eertwegh - de vader van Joop, Kees Griffioen, zijn oom Hannes Griffioen en de heer Gerritse, evacuatie uit Velp of Renkum. 
breien, alleen maar zitten en luisteren. Tot het mij op een dag zo de keel uit kwam dat ik ben gaan wandelen. Men keek lelijk maar zei niets. De zondag daarop nam ik mijn moeder mee of gingen we buiten zitten lezen of breien. Zo, dat was gebeurd. In huis woonde ook Hannes, de broer van de boer. Hij was een harde werker maar wat simpel. Bij de familie Griffioen werd na iedere maaltijd de Bijbel gelezen. Omdat dat zo langzaam ging stelde ik eens voor om mij voortaan te laten voorlezen wat de tijd gelukkig aanmerkelijk verkortte. 
Al in de eerste weken in Schalkwijk was ik bij het katholieke kerkkoor gegaan, de kerk stond recht tegenover de boerderij. Ook de kerk had een evacuee, een zogenaamde ‘witte pater’ die werkzaam was in Afrika maar na verlof niet meer had terug kunnen gaan. Hij leidde het vrouwenzangkoor. Wij leerden hem de eerste veertien dagen al kennen toen ik soms nog op bed lag vanwege de dysenterie. Hij bezocht mij op onze zolderkamer waar ik lag. 
Ook de zoon van de boer, Kees Griffioen, lag ziek op bed. Eens kwamen tegelijkertijd de pater en de dominee bij ons op bezoek. Er was maar een dun tussenwandje tussen onze kamers. Kees hoorde ons steeds lachen terwijl hij altijd met de dominee moest bidden, oneerlijk verdeeld vond hij dat. 
Wat deden wij daar de hele dag? 
Nadat zij mij spinnen hadden willen leren (wat ik in de soep liet lopen omdat ik er geen been in zag en het mij waarschijnlijk ook niet gelukt zou zijn) was ik aangewezen op de breikous. Pieta Griffioen spon en ik breide, sokken en dergelijke. Papa liep wat doelloos rond, moeke hielp met het werk en kookte later ook. Wij hielpen de familie Griffioen bij de was die in de fornuispot ging, zelf mochten wij daar ook 1 keer in de 14 dagen gebruik van maken. Vooral het spoelen in de wetering voor de deur was die winter een koude bedoening. Iedere week liep ik één dag langs de Lekdijk naar de boerderij in Wijk bij Duurstede waar mijn oom en tante verbleven, ’s morgens heen en ’s middags terug. Ik haalde daar 10 eieren, twee voor Kees, de zoon van de boer (vader Griffioen verkocht -of ruilde tegen linnengoed- al zijn eieren aan mensen uit Utrecht), twee voor het kleine meisje uit Renkum en zes voor ons zelf. Terug vertrok ik met een gevulde maag omdat ik in Wijk mee mocht eten plus nog 4 sneetjes brood extra om mee te nemen naar Schalkwijk! Onderweg was het wel uitkijken dat de eitjes heel bleven wanneer ik van de dijk af moest om snel dekking te zoeken voor de overkomende vliegtuigen. Het extra eten was zeker welkom want het eten in Schalkwijk was karig: tweemaal per dag 1 sneetje brood en ’s middags als warme maaltijd de ene keer 
appeltjes, de andere dag peertjes, geen vlees. Totdat moeke een keer koolraap had klaar gemaakt (als stadsbewoners aten wij dat thuis in tegenstelling tot de mensen van het platteland), toen werd het iedere derde dag koolraap! Als ik honger had gapten Kees Griffioen, waar ik goed mee op kon schieten, en ik nog wel eens een extra koolraap en Kees zelfs soms wat gedroogde appeltjes. Een 

Hier zit Joop, zoals zij zelf schrije, wat angstvallig op een paard dat in bedwang wordt gehouden door Kees en Pieta Griffioen. Het paard was niet in beslag genomen omdat het een stamboekpaard was. 
reden te meer om ook voor hem wat eieren uit Wijk bij Duurstede mee te nemen. Maar de etenssitua:e in Schalkwijk was heilig vergeleken met de grote steden zoals Utrecht. Ik fietste wel op een fiets met houten banden, of op de vellingen, naar Utrecht waar een oom en tante woonden, met een paar Schalkwijkse koolrapen. Op andere middagen ging ik nog wel eens wandelen met mevrouw Booms. Zij was ook uit Tiel in Schalkwijk beland met haar man Aad en haar kind. Aad Booms werkte op het Distribu:ekantoor in Houten. Een enkele keer kregen wij van hem een extra bonnetje. Wat een feest was het toen we, waarschijnlijk in april, Zweeds wiTebrood kregen, ’t leek wel een gebakje! Ook vonden er toen voedseldroppings plaats. Hierna zagen we steeds meer Duitsers voorbijkomen die terugtrokken met allerhande vervoermiddelen. Ze hadden hun buit bij zich. Op een gegeven moment zagen we tot grote verbazing en verontwaardiging de kachel langskomen van de familie Booms. Mevrouw Booms herkende haar kachel aan de overgekookte pap. 
Op 5 mei luidden de kerkklokken, ’t was vrede! Het was een feest, alles kwam voor de dag: vlaggen, oranjelinten, allemaal zorgvuldig bewaard! Wat er toen gebeurde was echter vreselijk. De ‘moffen meiden’ werden opgehaald en op een kar door het dorp gereden. Hier konden wij nog wel mee instemmen, maar niet met wat er toen gebeurde: de B.S. knipte onder toejuichingen de meisjes kaal. Het was zo minderwaardig, er waren geen woorden voor. 
Onze eerste gedachte bij de bevrijding was:
naar huis! maar dat zat er voorlopig niet in. De ponten waren nog uit de vaart en was er wel trouwens nog wel een huis om naar terug te gaan ? 
Na de bevrijding 
Hiermee eindigen de herinneringen van Joop over de evacuatie ,Uiteindelijk kon het gezin van den Eertwegh pas op 9 juni uit Schalkwijk naar het verwoeste Tiel vertrekken. De hele evacuatie , heee voor veel mensen uit Tiel nogal wat betekend. Toen in 1995 opnieuw uit Tiel geëvacueerd moest worden, nu vanwege de hoge waterstand, was dit voor veel oudere inwoners een traumatische ervaring die veel herinneringen aan de oorlogstijd gaf. 
De familie Griffioen in Schalkwijk begin 1945: 
F. J. Griffioen , Schalkwijk 1886- Houten 1964, toen 58 jaar; A. Griffioen-van Harmelen, Kedichem 1899 – Zeist 1970, 45 jaar, en hun kinderen: Cornelis/Kees, Schalkwijk 1926- Houten 1998, toen 18 jaar, Petronella/ Pieta, Schalkwijk 1928- Houten 2010, 17 jaar en Gijsbertha 1930- Zeist 1993, toen 14 jaar. De broer Hannes Griffioen 56 jaar. 
Ida Kemperman-Wilke, dochter van Joop van den Eertwegh. Gebaseerd op een handschrift met herinneringen. 


Ingezonden door: Erik en Corine Wilke- van den Hurk
    Dit hele thema is altijd zo aanwezig geweest in mijn leven. Heb zoveel boeken gelezen, het ene verhaal nog indrukwekkend dan het andere. Er zijn 2 verhalen die me altijd bij zijn gebleven. 

Het ene verhaal gaat over een klein meisje waar de ouders afgevoerd werden, zijzelf ondergedoken. Het meisje ging vanuit België op zoek naar haar ouders, naar 'Polen'. Onderweg overlevend op rauw vlees, Berkenschors van bomen en stelend van boeren. Uiteindelijk raakte ze in het ghetto van Warschau waar ze afschuwelijke wreedheden zag. Ze heeft haar familie nooit meer gezien. 

Het andere verhaal heeft me echt lichamelijk ziek gemaakt. Een beroemd verhaal, al ben ik de titel even kwijt. Het ging over Joodse muzikanten die muziek moesten spelen in Auschwitz zodat de generaals het geschreeuw niet hoefden te horen van de mensen die levend verbrand werden als het gas niet goed had gewerkt.

Ik heb zelf een stiefoma in Israël die Auschwitz heeft overleefd, maar zij heeft nooit ook maar 1 woord verteld over haar ervaringen. Als het ware compleet verlamd... ook dat maakte veel indruk op mij.

Ingezonden door: Li-Anne Noyhill
    In Vught heeft m’n oma in kamp Vught gezeten ná WOII omdat haar vader van Duitse komaf was. Nu, 75 jaar na dato, is er een onderzoeksrapport vrijgegeven met informatie over de periode na de bevrijding. Hieronder een stukje van dat document;
“Nieuwe bewoners voor het kamp. - De bevrijding van Vught werd door veel mensen met vreugde en opluchting begroet. Niet iedereen was echter opgetogen. Voor degenen die zich tijdens de bezetting hadden verbonden met de bezetter zat er niets anders op dan te vluchten of gelaten de wraak van de bevolking af te wachten. Al op de dag van de bevrijding werd ook in Vught de jacht geopend. In snel tempo werden de lege barakken van het voormalige concentratiekamp nu gevuld met duizenden collaborateurs (én van collaboratie verdachten − een wezenlijk verschil, zoals nog zal blijken ...) die in de omgeving massaal werden opgepakt. Hier zou het grootste Interneringskamp voor collaborateurs in het bevrijde Zuiden worden ingericht en nog jaren in functie blijven.”

Maar wat ik er wel interessant aan vind, is dat het een onderbelicht onderdeel is geweest van WOII. Iedereen leed, maar niet iedereen verdiende een stem, zo werd gevonden.

Het is heel naar, maar ik weet er niet zoveel van. Ze praatte er nooit over maar was wel een beetje een rare druif. Als ik dit lees, snap ik dat wel beter..

Ingezonden door: Anoniem
    Oorlogsbeelden... Ik zie ze voor mijn ogen, vanuit de familie verhalen:

Mijn oom, 10 jaar, staat op de brug en ziet onder zich een groep Duitsers marcheren.  Hij buigt zich voorover en spuwt heel hard over de reling. Loopt dan hard weg.

Mijn moeder met haar broers en zussen boven aan de trap bij een inval van de Duitsers. Ze zijn op zoek naar een radio die opa zou hebben. Een Duitse soldaat staat met zijn hand op het bed en kijkt om zich heen...onder zijn hand de radio...

Mijn moeder als klein meisje van Utrecht naar Enter, de Achterhoek, om daar bij boeren de hongerwinter door te brengen. Grote ogen bij het zien van koeien.

Mijn vader, vluchtend uit Breda, met een massa mensen nadat de ramen bij een bombardement in de wieg van zijn zusje vielen…

Ingezonden door: Carolien van Dalsum
    De foto is er een van mijn moeder als 12-jarig meisje, zielsgelukkig met Eindhoven vlag op onze Bevrijdingsdag 18 September 1944. Niet wetend, dat er de dag erop nog een verrassingsaanval van Duitse kant zou komen, die nog heel veel onschuldige slachtoffers zou eisen. 
Haar oorlogstijd was heftig, mijn opa - glasblazer door Philips naar Eindhoven gehaald uit Oostenrijk - zat in het verzet, werd gezocht dus op de vlucht, terwijl mijn oma en moeder lange tijd om die reden opgesloten hebben gezeten in een kelder van het dichtgetimmerde huis. Zij bleven in leven door af en toe zorgende buren. Operation Oyster heeft mijn moeder persoonlijk meegemaakt vanwege de luchtaanvallen, zij was buiten op dat moment. Toen de rook weg trok, lag zij op een net omgekomen jongetje van haar eigen leeftijd.
Haar leven was getekend door trauma's, achtervolgden haar.
De oorlog heeft haar sporen en wonden achtergelaten.... 

Ingezonden door: Irene Fuchs
    Mijn vader (Piet van den Hurk) was woonachtig in Valkenswaard en bij hem thuis zaten 2 Engelse parachutisten ondergedoken. Deze mannen zijn altijd een deel van onze familie blijven innemen en tot hun dood in contact gebleven met ons.
Ze werden door ons als oom aangesproken. Oom Erik en oom Robert...

Ingezonden door: Tonnie van den Hurk
    Op mijn 17de deed ik vakantiewerk bij de openlucht fietsenstalling bij het winkelcentrum Woensel. Vol in de zomer, 30 graden. Op een gegeven moment komt er een oude man aangelopen naar het hek en pakt deze vast. Man was helemaal in pak en hoed op. Ik ben naar meneer gelopen en heb hem gevraagd of hij wilde zitten, hierop een stoel in de schaduw gezet bij mijn werkplekje en heb de man een bekertje water aangeboden. Meneer was behoorlijk aan het hijgen en aan het zweten. Na verloop van tijd met de man aan de praat geraakt en ik vroeg hem of hij vaker een wandeling maakte door de stad. Ineens uit het niets vertelde hij dat hij 4 x per week naar het ziekenhuis moest voor controles en tests en dit al zijn leven lang. Vond het moeilijk om te vragen naar de reden maar heb het toch gevraagd… toen keek hij om of er niemand aan kwam en vertelde toen; toen ik erg jong was woog ik 120 kilo en was 2 meter lang… ik was erg sterk en groot. Nu niet meer dan een oude man. Ik heb vastgezeten in Duitsland en ik weet niet of je wel eens van Dr. Mengele heb gehoord maar daar moest ik voor werken. Ik vertelde dat ik daar zeker van gehoord en gelezen heb en eigenlijk sprongen de tranen me al in de ogen en was helemaal gebiologeerd door de man. Ik moest kijken naar de experimenten die hij deed op kinderen, vrouwen en meer. Ik kon niks doen, durfde niks te doen.. omdat ik zo groot en sterk was moest ik de lijken van zijn experimenten weghalen elke keer, soms dragen soms in een kruiwagen of diverse lijken in en kruiwagen. Hij heeft ook bij bepaalde dingen gedaan op en in mijn lichaam.. ik was een beest zo sterk en daarom heb ik het denk ik overleefd. Ik wist niet goed waar ik moest kijken en wat ik dacht, maar alles wat de man vertelde ging in mijn lijf en hoofd zitten en is nooit meer weggegaan. Heb de man rustig laten zitten en nog een water aangeboden en daarna met een hand afscheid genomen. De verhalen over oorlog e.d. ken je van de boeken, films, documentaires maar persoonlijk horen is nog intenser. Heel heftig. In Oeganda heb ik vele verhalen gehoord over de kindsoldaten, de ontvoeringen, de oorlogsvluchtelingen.. zo vreselijk aangrijpend. de ziekste bedenkingen die zijn werkelijkheid en die hebben mensen mij verteld en hebben dit gedeeld. Deze blijven altijd in mijn hart, de mensen en de verhalen.

Ingezonden door Wijnant Menschaart
    Czeslawa Kwoka Poolse katholiek, 14 jaar oud.
Overleden op 18 februari 1943 in Auschwitz met een fenol injectie in het hart. Kort voor de executie werd ze gefotografeerd door de gevangene Whenm Brasse, die getuigde tegen de beul van Czeslawa, een vrouw die voor de foto haar in het gezicht sloeg, zoals te zien is door het hematoom op haar lip. Laten we gewoon het gezicht zien van een doodsbang klein meisje, dat hun taal niet eens kon spreken en die haar moeder een paar dagen eerder had verloren. Zij was een van de ongeveer 250.000 kinderen en minderjarigen geëxecuteerd in Auschwitz-Birkenau.
De foto, oorspronkelijk zwart-wit bij de O swi cimcim Memorial, is ingekleurd door professioneel Braziliaanse fotograaf Anna Amaral, die onder de indruk was van de foto van Czeslawa en besloot deze kleurrijk en beschikbaar te maken voor iedereen.
Zodat iedereen het weet en niemand het vergeet.

Deze foto stond op mijn netvlies en daar zal het altijd blijven.

Ingezonden door: Marieke van den Hurk
    Het beeld komt van een verhaal van mijn moeder. In 1939 vertrok mijn opa naar Indië als sergeant stoker op de HrMs Tromp. Het schip en daarop mijn opa heeft de oorlog overleefd, als een van de zeer weinigen van de Nederlandse Marine. In mei 1945 was Breezand, waar het gezin als vluchtelingen woonde ook bevrijd. Pas ergens in de zomer kwam een Canadese legertruck de dijk afrijden en stopte bij de boerderij waar oma en de kinderen nog steeds op de bollenzolder woonden. Ik zie het beeld voor me van de vrachtwagen die daar stopte en de klep achter, die openzwaaide. Er sprongen 2 mannen in battledress uit. Een lange en een korte. Mijn moeder herkende ze niet maar rende toch op de mannen af. De langste van de twee opende zijn armen. Dat was dus haar vader… Op dat moment was de oorlog voor haar voorbij.

Ingezonden door: G. (Bert) van der Molen
    In Konzentrationslager Herzogenbusch, beter bekend als kamp Vught, werden op 6 en 7 juni 1943 bijna 1300 kinderen op transport gesteld, de meeste vergezeld door hun moeders, soms met vaders, soms alleen. Een paar dagen later is nagenoeg iedereen in vernietigingskamp Sobibor door vergassing om het leven gebracht. Het is een uitzonderlijk gruwelverhaal uit de Holocaust.
    Soldaten. Toen op 10 mei 1940 nazi-Duitsland ons land binnenviel, beschikte het Nederlandse leger over zo'n 380.000 militairen en duizenden opgeroepen burgers. Ruim 16.000 van deze soldaten stierven tijdens de oorlog tijdens gevechten of in krijgsgevangenschap.
    De Holocaust in Nederland was de uitvoering in Nederland van de doelstelling van nazi-Duitsland om de Joden te deporteren en vervolgens systematisch te vermoorden. De meeste Joden in Nederland werden gedeporteerd naar vernietigingskampen in Polen om daar vergast te worden.
    Arthur Seyss-Inquart (Duits: Seyß-Inquart), geboren als Artur Zajtich (Stannern, 22 juli 1892 – Neurenberg, 16 oktober 1946), was een Oostenrijks jurist en nazipoliticus. Hij behoorde aanvankelijk tot de 'gematigde' vleugel van de Oostenrijkse nazi's, maar later ontpopte hij zich, als Rijkscommissaris van Nederland in het bezette Nederland, tot een extremistische hardliner.
Seyss-Inquart bevond zich onder de 22 belangrijke oorlogsmisdadigers die tijdens het Proces van Neurenberg werden berecht. Hij werd op 1 oktober 1946 schuldig bevonden aan oorlogsmisdrijven en misdaden tegen de mensheid, en ruim twee weken later ter dood gebracht.
    Joodse Amsterdammers worden onder schot gehouden op het Jonas Daniël Meijerplein in Amsterdam. De man met zijn handen omhoog net rechts van het midden van de foto is Meier Vieijra, een van de 427 Joodse mannen die op 22 en 23 februari 1941 werden opgepakt.
    Arbeit macht frei is een spreuk die boven de toegangspoorten van de nationaalsocialistische concentratiekampen en vernietigingskampen stond. De spreuk laat zich het best vertalen als 'arbeid bevrijdt'. Alleen in kamp Buchenwald stond Jedem das Seine boven de poort.
De spreuk is de titel van een in 1873 gepubliceerde roman van Lorenz Diefenbach genaamd Arbeit macht frei: Erzählung von Lorenz, waarin gokkers en oplichters de eeuwige deugd bereiken door arbeid. De uitdrukking werd ook in het Frans gebruikt door de Zwitser Aguste Forel (Le travail rend libre!) in zijn werk Fourmis de la Suisse (1920). De spreuk werd al sinds 1933 door de nazi's gebruikt.
Oorspronkelijk was de spreuk niet zozeer cynisch als wel belerend bedoeld.
    Sovjet-Unie, augustus 1939, Op 23 augustus 1939 wordt in het Kremlin van Moskou een niet-aanvalsverdrag tussen het Duitse Rijk en de USSR ondertekend. Na de ondertekening heeft J.W. Stalin en de Duitse minister van Buitenlandse Zaken Joachim von Ribbentrop (rechts).
    De atoombomaanvallen op Hiroshima en Nagasaki zijn twee luchtaanvallen met atoombommen die in 1945 door de Amerikaanse luchtmacht zijn uitgevoerd. Op 6 augustus werd de Japanse havenstad Hiroshima gebombardeerd en op 9 augustus de stad Nagasaki. Kort daarna capituleerde het Japans Keizerrijk onvoorwaardelijk. Hiermee kwam een eind aan de Tweede Wereldoorlog. Tevens leidden de capitulatie van Japan tot de onafhankelijkheid van de Aziatische landen die Japan tijdens de oorlog had veroverd.
Eind 1945 waren als gevolg van de aanvallen circa 250.000 mensen om het leven gekomen. Als gevolg van stralingsziekte en kanker zouden nog enige honderdduizenden slachtoffers zijn gevallen.
    Van 1942 tot 1945 was de relatie tussen premier Winston S. Churchill en generaal Dwight D. Eisenhower die van senior tot junior. Eisenhower was de hoogste militaire leider ter plaatse van wat in 1944 de dominante macht was in de Anglo-Amerikaanse alliantie. Churchill was het hoofd van de Britse regering. Het was een relatie die Eisenhower niet kon negeren, en Churchill vergat het nooit.

Acht jaar na de Tweede Wereldoorlog werd Eisenhower president, terwijl Churchill weer premier was. De formele en feitelijke aard van hun relatie is nu verschoven. In protocol waren ze ongeveer gelijk, hoewel Ike zowel staatshoofd als regeringsleider was. Churchill leidde nu echter een natie die een ernstige relatieve achteruitgang van militaire, economische en politieke kracht had geleden. En met het ouder worden, had Churchill zichzelf afgewezen.

Op Churchills tachtigste verjaardag noemde Eisenhower hem onder degenen waarvan hij dacht dat ze groots waren geworden. Hij zei dat Churchill deze kwaliteiten had: "Visie, integriteit, moed, begrip, de kracht van articulatie ... en diepzinnigheid van karakter." Churchill 'kwam het dichtst in de buurt van het vervullen van de vereisten van grootsheid van elk individu waaraan ik tijdens mijn leven heb voldaan. Ik heb fijnere en grotere karakters gekend, wijzere filosofen, meer begripvolle persoonlijkheden "- maar hij kon geen grotere man noemen." 1 De grote man waarnaar Eisenhower verwees, was natuurlijk Churchill de oorlogsleider, niet Churchill de naoorlogse premier.
    Uit de galerij


     IBAN: NL16ABNA0432196188 | Handelskammer: 54572851 | Umsatzsteuer-Identifikationsnummer: NL141174845B02 | © 2021 Jacques Offenbach | mailoffenbach@gmail.com  | 06 34 26 63 50